Alleen voor privé gebruik.



J M J

In de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.

Heer, kom mij te hulp, bedwing deze rebelse wil van mij die altijd wil tegenstribbelen tegen de heilige gehoorzaamheid. Die zet me zo onder dwang dat ik die, terwijl die soms dood lijkt, meer dan ooit in mij voel leven als een slang en die vreet aan mijn binnenste. Bind mij daarom vast met nieuwe touwen; of liever, vervul me met uw heilige en aanbiddelijke Wil tot overvloeien toe, zodat mijn wil wordt opgenomen binnen de Uwe. Alleen dan zal ik het geluk hebben niet meer te hoeven vechten tegen de heilige gehoorzaamheid. En gij, oh heilige gehoorzaamheid, vergeef me als ik altijd oorlog voer tegen u en geef me de kracht u rustig in alles te kunnen volgen, want soms lijkt het of ik alle reden heb om tegen u te strijden zoals in deze tekst over mijn biechtvader... Maar genoeg, laat ons zwijgen en niet meer aarzelen en laat ons beginnen met schrijven.

Omdat mijn vorige biechtvader het erg druk had – in feite kwam de huidige biechtvader, wanneer hij niet kon komen gedurende de jaren dat hij mij begeleidde, ofschoon ik nooit had gedacht dat ik in handen zou komen van deze priester; temeer omdat ik tevreden was met die priester en hij al mijn vertrouwen genoot – .... ongeveer anderhalf jaar voor de huidige priester mijn biechtvader werd, zei de gezegende Jezus in mijn gebruikelijke toestand dat Hij niet gelukkig was met het feit dat de biechtvader zich niet interesseerde voor mijn innerlijk leven en met de wijze waarop hij met Onze Heer samenwerkte aan mijn toestand: “Als Ik slachtofferzielen toevertrouw aan een biechtvader moet hun bekwaamheid t.a.v. hun innerlijk leven niet onderbroken worden. Zeg hun daarom: ofwel hij werkt met Mij samen, of Ik zal je toevertrouwen aan iemand anders”.

En ik: “Heer, wat zegt U? Wie is er zo geduldig dat hij het kruis op zich neemt om zich op te offeren door iedere dag te komen zoals deze biechtvader?” En Jezus: “Ik zal licht schenken aan de huidige biechtvader door hem aan te stellen en hij zal komen”. En ik: “Onmogelijk dat hij dit kruis op zich zal nemen”. En Jezus: “Jawel, hij zal komen; en bovendien. Als hij niet naar Me luistert, zal Ik mijn Moeder naar hem toesturen; en wie Haar bemint zal haar deze gunst niet weigeren. Inderdaad wie echt van iemand houdt, zendt hem niet weg. Ik wil echter zien wat deze op den duur doet en vertel jij hem alles wat Ik je gezegd heb”.

Toen de biechtvader kwam bracht ik alles aan hem over, maar de arme man had iets nieuws op zich genomen, waardoor het onmogelijk was zich met mijn innerlijk leven bezit te houden. Het was heel duidelijk dat het niet aan hem lag, maar het was hem onmogelijk zich met mij bezig te houden. Als ik het hem zou zeggen, zou hij zich beter aan zijn taak wijden, maar al gauw zou hij weer terugvallen in zijn vroegere werkwijze. De gezegende Jezus zou klagen over hem en ik zou het weer overbrengen aan mijn biechtvader. Op een dag zond Hijzelf me de huidige biechtvader en ook voor hem opende ik mijn ziel, zei hem alles wat ik had gezegd en hij stemde toe om te komen. Ik was verbaasd dat hij ja zei en ik zei tegen mezelf: “Jezus had gelijk”. Maar spoedig was die verbazing voorbij; ik weet niet hoe, maar het duurde maar even en toen was het voorbij. Hij kwam hooguit twee of drie dagen en toen ontbrak elk spoor. Ook hij verdween spoorloos en ik bleef in handen van de vorige biechtvader en aanbad Gods beschikkingen – vooral omdat ik gelukkig was met hem die vanwege mij zoveel offers bracht. Na ongeveer een jaar was ik in gewetensnood en ik zei dat aan de vorige biechtvader en die zei: “Ik zal vader Gennaro naar je toe sturen” - dat is de huidige biechtvader die in mijn noden zou voorzien. Ik was ongerust over wat tussen hen was voorgevallen, maar Jezus herhaalde: “Doe niets, Ikzelf heb alles zo beschikt en alles wat gedaan is is welgedaan”.


19 maart  1903

De ware minnaar is degene die, lijdend voor God, meer wil lijden.

Vanmorgen zag ik mijn biechtvader zeer ootmoedig, en ook de gezegende Jezus en St. Josef die hem zei: “Ga aan het werk, want de Heer is bereid u de genade te geven die u verlangt”.

Toen ik hierna mijn lieve Jezus zag lijden zoals tijdens zijn Passie, zei ik Hem: “Heer, voelde U zich niet uitgeput tijdens het ondergaan van zoveel verschillende pijnen?” En Hij: “Nee, integendeel, het ene lijden deed het hart ontvlammen om een andere pijn te ondergaan. Goddelijk lijden gaat op deze wijze; en dat niet alleen, in lijden en werkzaamheid is de aandacht alleen gericht op de vruchten ervan. In mijn wonden en in mijn bloed zag Ik hoe naties gered werden en het heil van de schepselen; en in plaats van vermoeidheid voelde Ik vreugde en vurig verlangen om meer te lijden. Dus dit is een teken dat men door zijn lijden deelt in mijn pijnen: dat er lijden is gepaard gaande met vreugde om meer te lijden; dat men in zijn werkzaamheid werkt voor Mij; dat men niet kijkt naar wat men doet, maar naar de glorie die men God schenkt en naar de vruchten die het oplevert”.






20 maart  1903

Jezus en St. Josef troosten de priester in zijn moeilijkheden.

Toen ik buiten mezelf was, zag ik mijn biechtvader die het heel moeilijk had in verband met de genade die hij verlangde; en nogmaals zeiden de gezegende Jezus en St. Josef: “Als ge aan het werk gaat, zullen alle moeilijkheden verdwijnen als sneeuw voor de zon”.


23 maart  1903

Als liefde heilig is, leidt die tot heiligheid; als die pervers is, leidt die tot verdoemenis.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik na veel strijd heel even mijn aanbiddelijke Jezus in mijn armen en er kwam een licht uit zijn voorhoofd. Binnenin dit licht stonden deze woorden: “Liefde is alles voor God en voor de mens; als de liefde ophoudt houdt het leven op. Er zijn echter twee soorten liefde: spirituele en goddelijke liefde, en lichamelijke en ongeordende liefde. Er is een groot verschil tussen deze twee in intensiteit, veelvuldigheid en verscheidenheid. Je zou kunnen zeggen het is bijna zoals het verschil tussen denken en het werk met de handen: in zeer korte tijd kan het verstand denken aan honderd dingen, terwijl de handen maar een ding tegelijk kunnen doen.

God is de Schepper en als Hij schepselen schept is het alleen de liefde die Hem doet scheppen; als Hij al zijn eigenschappen voortdurend gericht houdt op de schepselen is het liefde die Hem daartoe aanzet en juist zijn eigenschappen krijgen leven vanuit de liefde. Ongeordende liefde zoals de liefde voor rijkdom pleziertjes en veel andere dingen: dit zijn niet de dingen die het leven van de mens uitmaken, maar als hij liefde voelt voor deze dingen, gaan die niet alleen zijn leven bepalen, maar hij komt op een punt dat hij daarvan zijn eigen afgod maakt. Dus als liefde heilig is leidt die tot heiligheid; als die pervers is leidt die tot verdoemenis”.


24 maart  1903

Ofschoon we niets zijn, kunnen we alles zijn als we verenigd zijn met Jezus.

Na zeer bittere dagen kwam de gezegende Jezus vanmorgen en bracht enige tijd zo intiem met mij door, dat ik dacht dat ik hem voor altijd zou bezitten. Maar heel plotseling verdween Hij als in een flits. Wie kan mijn pijn verwoorden? Ik dacht dat ik gek werd; vooral omdat ik er bijna zeker van was dat ik Hem nooit meer zou verliezen. Welnu, terwijl ik verteerd werd door pijnen, kwam Hij in een flits weer terug en met welluidende en ernstige stem zei Hij: “Wie ben jij om te verwachten dat je altijd met Mij zult zijn?” En ik, krankzinnig als ik was, antwoordde zeer stoutmoedig: “Samen met U ben ik alles; ik voel dat ik niets ben, maar uit de schoot van mijn Schepper komt een wil en zolang deze wil met U verenigd is ervaart die leven, bestaan, vrede, alle goeds. Zonder U ervaar ik die als levenloos, ik voel me vernietigd, uiteen gereten rusteloos. Ik ervaar zo te zeggen alle kwaad en om het leven te bezitten en dus niet vernietigd te worden, zoekt deze wil die uit U voort kwam, uw schoot, uw centrum en daar wil die voor altijd blijven”. Jezus leek heel ontroerd, maar dan herhaalde Hij nogmaals: “Maar wie ben jij?”

En ik: “Heer, ik ben niets dan een druppel water en zo lang deze druppel water in zee is denkt die dat die de hele zee is. Als die de zee niet verlaat blijft die schoon en helder, zodat die de vergelijking met andere wateren kan doorstaan. Maar als die de zee verlaat wordt die slijkerig en vanwege zijn kleinheid zal die verdampen”. Heel ontroerd boog Hij zich over mij heen, omhelsde me en zei: “Mijn dochter, wie altijd in mijn Wil wil zijn herbergt mijn Persoon in zich; en zelfs als hij mijn Wil kan verlaten – Ik schiep hem immers met een vrije wil – bewerkt mijn macht een wonder door hem, ononderbroken, te laten delen in goddelijk leven. Vanwege deze deelname krijgt en ervaart hij zo'n kracht en voelt hij zich zo aangetrokken tot de vereniging met mijn Goddelijke Wil dat hij Die niet zou kunnen verlaten zelfs als hij het zou willen. Dit is het ononderbroken vermogen dat van Mij uit iemand ontvangt die altijd mijn Wil doet, waarover Ik de vorige keer sprak” . (zie 23 maart 1903)


7 april  1903

Twijfels van Luisa over haar toestand van slachtoffer.

Na zeer bittere dagen omdat ik mijn aanbiddelijke Jezus voortdurend moest ontberen, voelde ik vanmorgen dat ik het toppunt van treurnis had bereikt en moe en uitgeput bedacht ik dat Hij me werkelijk niet meer in deze toestand wilde en bijna besloot ik er uit te stappen. Terwijl ik dit deed, bewoog Jezus in mijn binnenste en liet me horen dat Hij voor me bad. Ik kon alleen verstaan dat Hij van de Vader voor mij de energie, de kracht en de voorzienigheid afsmeekte, en Hij vervolgde: “Ziet U niet Vader, dat ze meer hulp nodig heeft, daar ze, na zoveel genaden, in zonde wil vallen door onze Wil te verlaten?” Wie kan verwoorden hoe mijn hart brak, toen ik deze woorden van Jezus hoorde! Toen kwam Hij uit mijn binnenste en nadat ik er zeker van was dat het de gezegende Jezus was zei ik: “Heer, is het uw Wil dat ik in deze toestand van slachtoffer blijf? Omdat ik mijn toestand anders ervaar als voordien heb ik de indruk dat de komst van de priester niet langer noodzakelijk is, want anders zou ik de priester dat offer willen besparen”. En Hij: “Op dit moment wil Ik niet dat jij er uit stapt; wat het offer van de priester betreft wil Ik hem de liefde die hij beoefent honderdvoudig teruggeven”.

Toen vervolgde hij, heel bedroefd: “Mijn dochter, de socialisten hebben onderling een complot gesloten om de Kerk aan te vallen. In Frankrijk hebben ze dit in het openbaar gedaan en in Italië meer verborgen; en mijn rechtvaardigheid zoekt ruimte voor kastijdingen”.


10 april  1903

Omdat de mensen zich niet overgeven, zal Jezus de bazuin laten schallen om nieuwe en zware geselingen aan te kondigen.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik onze Heer met een roede in de hand waarmee Hij het volk aanraakte. Na die aanraking verspreidden ze zich en kwamen in opstand en de Heer zei hun: “Ik heb jullie aangeraakt om jullie weer rondom Mij te verzamelen, maar in plaats van je te verzamelen komen jullie in opstand en verwijderen jullie je van Mij; daarom is het nodig dat Ik de bazuin laat schallen”. En terwijl Hij dit zei begon Hij op de bazuin te blazen. Ik begreep dat de Heer kastijdingen zal overzenden en in plaats van zich te vernederen zullen de mensen de gelegenheid te baat nemen om Hem te beledigen en zich van Hem te verwijderen; en als de Heer dit ziet, zal Hij de bazuin laten schallen om nog ernstigere geselingen aan te kondigen.


21 april  1903

Jezus schort de gebruikelijke toestand van Luisa op om te kunnen kastijden.

Ik ging door zeer bittere dagen van ontbering en tranen, en bovendien zag ik aankomen dat de Heer de opdracht om slachtoffer te zijn zou opschorten – wat inderdaad gebeurde. Inderdaad, hoe ik ook probeerde, ik kreeg het niet voor elkaar om 't bewustzijn te verliezen; maar ik was eerder verbaasd over zo'n pijn in mijn ingewanden dat ik er onrustig van werd en nergens meer een touw aan vast kon knopen. Ik had alleen 's nachts een droom waarin ik een engel scheen te zien die me binnen leidde in een tuin waar alle planten zwart waren; maar ik besteedde er geen aandacht aan, ik kon er alleen maar aan denken hoe Jezus mij bij Hem had weggestuurd. Nadien kwam mijn biechtvader en daar ik me in mezelf bevond vertelde Hij me dat de wijngaarden bevroren waren. Ik bleef heel bedrukt en dacht aan de arme mensen en zat vol angst dat Hij me niet zou toestaan in mijn gebruikelijke toestand te geraken zodat Hij vrijelijk zou kunnen kastijden. Vanmorgen echter kwam de gezegende Jezus en bracht me in de gebruikelijke toestand en zo gauw ik Hem zag, zei ik: “Ach Heer, wat was er gisteren – wat deed U toch? U deed uw waaghalzerij, zelfs zonder me iets te zeggen, want minstens zou ik U gesmeekt hebben voor een deel de kastijding na te laten”. En Hij: “Mijn dochter, het was nodig dat ik je taak opschortte, anders zou je Me tegengehouden hebben en dan zou Ik niet vrij zijn geweest. Bovendien, hoe dikwijls heb ik niet gedaan wat je wilde? Ach, mijn dochter, het is nodig dat geselingen op de wereld neerkomen, anders zullen zielen verloren gaan door de lichamen te ontzien”.

Na deze woorden verdween Hij en ik bevond me buiten mezelf zonder mijn lieve Jezus. Dus ging ik Hem overal zoeken en intussen zag ik een zon aan het hemelgewelf, heel anders dan de zon die we gewoonlijk zien en daarachter een menigte heiligen die, toen ze de toestand van de wereld en de corruptie zagen en hoe zij de draak steken met God, als met één stem riepen: “Revanche voor uw eer en glorie! Maak gebruik van de rechtvaardigheid, want de mens wil niet langer de rechten erkennen van zijn Schepper!” Maar zij spraken in het latijn; ik kon echter begrijpen wat de betekenis was. Toen ik dit hoorde beefde ik; ik voelde mijn bloed stollen en ik smeekte om medelijden en barmhartigheid.


8 mei  1903

Als de mens geneigd is tot het goede, krijgt hij het goede; en als hij geneigd is tot het kwade, krijgt hij het kwade.

Ik bleef in de zeer bittere toestand van ontbering; Hij toonde zich hoogstens zwijgend en voor enkele ogenblikken. Omdat mijn biechtvader zich vanmorgen inzette, om Hem te laten komen, liet Hij zich, toen ik het bewustzijn verloor even zien en bijna onder dwang; en zich tot mijn biechtvader wendend zei Hij met een ernstige en bedroefde blik: “Wat wilt ge?” De priester leek in de war, en kon niets zeggen en dus zei ik: “Heer, misschien gaat het over de Mis”. En de Heer zei tot hem: “Wees beschikbaar en je zult 't krijgen. Bovendien heb je het slachtoffer; hoe meer je haar nabij met je gedachte en je intentie, des te sterker en vrijer je je zult voelen om te kunnen doen wat je wil”. Toen zei ik: “Heer, waarom komt U niet?” En Hij vervolgde: “Wil je iets horen? Luisa, luister dan”. En op dat moment kon je vanuit de hele wereld horen: “Dood aan de Paus... vernietiging van de godsdienst... afgebroken kerken... vernietiging op elk terrein... Niemand moet boven ons staan!” En veel andere duivelse stemmen, het lijkt me nutteloos om 't te herhalen. Toen vervolgde onze Heer: “Mijn dochter, als de mens geneigd is tot het goede, krijgt hij het goede; en als hij geneigd is tot 't kwade krijgt hij het kwaad. Al deze stemmen die je hoort bereiken mijn troon en niet één keer, maar herhaalde malen; en wanneer mijn rechtvaardigheid ziet dat de mens niet alleen kwaad wil, maar er ook herhaaldelijk om vraagt, dan wordt Hij vanuit de rechtvaardigheid gedwongen om hun het kwaad te leren kennen wat zij willen. In feite kan men maar echt weten wat kwaad is als men zich daarin bevindt. Dit is de reden waarom mijn rechtvaardigheid blijft zoeken naar ruimte om de mens te straffen. De tijd voor de opschorting is nog niet gekomen, hoogstens een paar dagen voordien, zodat de rechtvaardigheid de mens een beetje kan te neerdrukken, want die kan de zwaarte van zulke gruwelijkheden niet langer dragen; en tegelijkertijd wordt het menselijk voorhoofd, dat zich teveel verheft, vernederd”.


11 mei  1903


Vrede brengt begeerten op hun plaats. De oprechte intentie heiligt alles.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn aanbiddelijke Jezus maar even en Hij zei: “Vrede brengt alle begeerte op hun plaats, maar wat alles te boven gaat wat al het goede in de ziel stabiliseert en alles heiligt, is alles doen voor God – dat betekent, werkzaam zijn met de oprechte intentie God alleen te behagen. Oprechte werkzaamheid stuurt, beheerst en corrigeert de deugden, zelfs de gehoorzaamheid. Kortom, het lijkt op een dirigent die de leiding heeft over de spirituele muziek van de ziel”. Na deze woorden verdween Hij in een flits.


20 mei  1903

Luisa biedt haar leven aan voor de Kerk en voor de triomf van de Waarheid.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf met de gezegende Jezus in mijn armen te midden van veel mensen die met brandijzers, zwaarden en messen probeerden ofwel te slaan, te verwonden of de ledematen van onze Heer af te kappen. Maar hoe ze dit ook probeerden, zij konden geen schade veroorzaken. Integendeel, dat ijzer, hoe scherp en geslepen het ook was, was niet bruikbaar. Jezus en ik waren fel geraakt bij het zien van de ruwheid van die onmenselijke harten die hoewel ze zagen dat ze niets konden doen toch in het rond bleven slaan om hun doel te bereiken; en als ze geen schade veroorzaakten was het, omdat ze er niet toe in staat waren. Zij werden boos omdat hun wapens onbruikbaar waren geworden en zij niet in staat waren hun doel te bereiken om onze Heer letsel toe te brengen, en zij zeiden bij zichzelf: “Waarom zijn we niet in staat om iets te doen? Wat is de oorzaak? Het lijkt of we eerder iets konden doen, maar daar we nu overgeleverd zijn aan die hier kunnen we niets doen. Laat ons proberen of we haar iets aan kunnen doen en haar uit de weg kunnen ruimen”. Terwijl ze dit zeiden, ging Jezus opzij en gaf hun de vrijheid om te doen wat zij wilden. Maar voor ze de hand op mij legden zei ik: “Heer, ik bied mijn leven aan voor de Kerk en voor de triomf van de Waarheid – aanvaard mijn offer alstublieft”. Toen trokken zij het zwaard en onthoofdden mij. De gezegende Jezus aanvaardde mijn offer, maar terwijl ze dit deden, tijdens dit offer, bevond ik me tot mijn zeer grote verdriet weer in mezelf. Ik dacht dat ik het oord van mijn verlangen had bereikt maar ik bleef teleurgesteld achter.


6 juni  1903

Jezus leert haar hoe ze zich moet gedragen in verlatenheid en lijden.

Na bittere dagen van ontberingen en lijden bevond ik me vanmorgen buiten mezelf met het Kindje Jezus in mijn armen. Zo gauw ik Hem zag zei ik: “Ach, lieve Jezus, hoe kon U me alleen laten? Leer me dan tenminste hoe ik me moet gedragen in verlatenheid en lijden”. En Hij: “Mijn dochter, bied alles wat je lijdt in je armen, benen en in je hart samen met het lijden van Mijn ledematen aan, terwijl je vijf maal het Glorie zij de Vader bidt; en bied het de goddelijke rechtvaardigheid aan om voldoening te geven voor de werken, de stappen en de slechte verlangens van de harten, die de schepselen onophoudelijk verrichten. Verenig die dan met mijn lijden vanwege de doornen en dat in mijn schouders en bid drie maal het 'Glorie zij de Vader' en bied het aan als eerherstel voor de drie vermogens van de mens die zo misvormd zijn dat Ik mijn beeld niet meer in hen kan herkennen; en probeer je wil altijd met Mij verenigd te houden en blijf er voortdurend op gericht Mij lief te hebben. Laat je geheugen een bel zijn die binnen in je voortdurend rinkelt en je herinnert aan dat wat Ik voor je gedaan en geleden heb en hoeveel genaden Ik je ziel heb geschonken, zodat je Me bedankt en dankbaar bent, omdat dankbaarheid de sleutel is voor de goddelijke schatten. Laat je intellect alleen maar denken en zich bezig houden met God. Als je dit doet zal Ik mijn beeld in je vinden en de voldoening die Ik van de andere schepselen niet krijg. En je moet dit voortdurend doen, want als de belediging onophoudelijk voortgaat, moet ook de genoegdoening onophoudelijk zijn”.

Toen vervolgde ik: “Ach Heer, hoe slecht ben ik geworden – Ik ben zelfs hebzuchtig geworden”. En Hij: “Mijn dochter, wees niet bang; als een ziel alles doet voor Mij, ontvang Ik alles wat ze neemt, zelfs verfrissingen, alsof zij mijn lijdend lichaam verfrist en wat zij ontvangt beschouw Ik als weldaden aan Mij: zo erg dat als die niet gegeven worden voel Ik dat als pijn. Maar om iedere twijfel bij je weg te nemen: telkens als ze je een verfrissing geven en je voelt dat het nodig is die aan te nemen, doe het dan niet alleen voor Mij, maar voeg eraan toe: “Heer, ik heb de bedoeling binnenin mij uw lijdend lichaam te verfrissen”. Toen ik dit zei trok Hij zich langzaam terug in mijn binnenste en ik kon Hem niet langer zien en met Hem spreken. Ik voelde zo'n pijn dat ik van verdriet mezelf in stukken had willen scheuren om Hem weer te kunnen vinden. Dus begon ik het gedeelte van mijn binnenste open te scheuren waarin Hij zich had verscholen; en dus vond ik Hem en zeer verdrietig zei ik: “Ach Heer, hoe kunt U me in de steek laten? U bent toch mijn leven, zodat zonder U niet alleen mijn ziel maar ook mijn lichaam totaal vernietigd wordt en ik de hevige pijn om U te moeten ontberen niet kan verdragen? Zo erg dat het lijkt dat ik ter plaatse ga sterven; mijn enige troost is de dood”. Maar terwijl ik dit zei, zegende Jezus me en trok zich weer terug in mijn binnenste. Hij verdween en ik bevond me weer in mezelf.


15 juni  1903

Hoe het schepsel Gods werken van schepping, verlossing en heiligmaking in zichzelf kan realiseren.

In mijn gebruikelijke toestand, zag ik, ik weet niet hoe, mijn aanbiddelijke Jezus binnenin mijn ogen. Ik was verrast en Hij zei: “Mijn dochter, iemand die gebruik maakt van haar zintuigen om Mij te beledigen misvormt mijn beeld in zichzelf; daarom brengt de zonde dood aan de ziel, niet omdat zij werkelijk sterft, maar omdat het dood brengt aan alles wat goddelijk is. Als zij dan haar zintuigen gebruikt om Mij te verheerlijken, kan ik zeggen: 'Je bent mijn ogen, mijn gehoor, mijn mond, mijn handen en mijn voeten'. Hierdoor behoedt zij mijn creatief werk in haarzelf; en als zij aan mijn verheerlijking, lijden voldoening en eerherstel voor anderen toevoegt behoedt zij in haar zelf mijn verlossingswerk. En als zij deze werken van Mij in haar zelf vervolmaakt, verheft mijn heiligmakend werk zich weer, heiligt alles en behoedt het in haar ziel. Voor alles wat Ik heb gedaan op het gebied van de schepping, verlossing en heiligmaking heb Ik de ziel laten delen in mijn eigen werkzaamheid; alles staat of valt echter met hoe de ziel antwoord geeft op mijn werk”.


16 juni  1903

Wat de ziel dierbaarder, mooier, beminnenswaardiger en intiemer maakt voor God is haar volharding om alleen werkzaam te zijn om Hem te behagen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf en ik zag 't Kindje met een beker vol bitterheid en een stokje in zijn hand; en Hij zei: “Kijk, mijn dochter wat een beker vol bitterheid de wereld Mij voortdurend te drinken geeft”. En ik: “Heer, deel die met mij, dan hoeft U niet alleen te lijden”. Dus gaf Hij me een beetje van die bitterheid te drinken; en toen stak Hij het stokje dat Hij in zijn hand had, op de plaats van mijn hart om zo een opening te maken waaruit een straal van die bitterheid die ik had gedronken naar buiten kwam. Die was echter veranderd in zoete melk en die stroomde in de mond van het Kindje dat erg aangenaam verfrist was. Toen zei Hij: “Mijn dochter, wanneer Ik een ziel de bitterheid van het lijden schenk en de ziel schikt zich naar mijn Wil, is Mij dankbaar, dankt Mij ervoor en biedt het Mij aan als een geschenk, is dat voor haar bitterheid, lijden, maar voor mij verandert het in zoetheid en verfrissing. Maar wat Mij het meest opmontert en Me het meeste vreugde geeft is, als ik zie dat de ziel, of ze nu werkzaam is of lijdt, alleen de bedoeling heeft Mij te behagen, met geen ander doel dan eerherstel”. Wat de ziel echter dierbaarder, mooier, lieflijker en meer intiem verbindt met het goddelijk Wezen is haar volharding in deze manier van doen, wat haar onveranderlijk maakt samen met de onveranderlijke God. Als zij in feite vandaag iets doet en morgen niet meer; als ze de ene keer een bedoeling heeft en een ander keer een andere; als ze vandaag probeert God te behagen en morgen de schepselen, ja zij vandaag een koningin en morgen een zeer ellendige dienaar; vandaag voedt ze zich met heerlijk voedsel en morgen met vuiligheid”.

Even later verdween Hij, maar kort daarop kwam Hij terug en vervolgde: “De zon is er voor het welzijn van allen, maar niet iedereen geniet van haar weldoende uitwerking. Op dezelfde manier geeft de goddelijke Zon licht aan allen, maar wie schept vreugde in de weldadige effecten. Degene die zijn ogen richt op het licht van de waarheid. Al de anderen blijven, zelfs als zij worden blootgesteld aan de Zon, in het duister. Degene die echter de bedoeling heeft Mij te behagen, geniet en ontvangt waarlijk de volheid van deze Zon”.


30 juni  1903

De allerheiligste Maagd leert de ziel hoe zij haar innerlijke blik gericht kan houden op Jezus. De schoonheid van de inwendige ziel.

Terwijl ik buiten mezelf was, zag ik de koningin Moeder, en knielend aan haar voeter zei ik Haar: “Mijn liefste Moeder, onder wat voor vreselijke druk sta ik – beroofd van mijn enige Goed en van mijn leven. Ik voel hoe ik tot het uiterste ga”.

Terwijl ik dit zei huilde ik en de allerheiligste Maagd opende zich op de plaats van haar hart alsof ze een tabernakel open deed, nam het Kindje eruit en gaf het aan mij met de woorden: “Mijn dochter, huil niet – hier is jouw hoogste Goed, je leven, je alles. Neem Hem aan en houd Hem altijd bij je; en terwijl je Hem bij je houdt houd je je innerlijke blik op Hem gericht. Voel je niet verward als Hij niets zegt of als je niet in staat bent iets te zeggen. Kijk alleen maar Hem in je binnenste en door naar Hem te kijken zul je alles begrijpen, je zult alles doen en je zult voor iedereen eerherstel brengen. Dit is de schoonheid van de inwendige ziel: zonder praten, zonder onderrichting, omdat er niets uitwendigs is wat haar aantrekt of afstoot, maar al haar aantrekkingskracht, al het goede in haar is opgesloten in haar innerlijk; door eenvoudigweg naar Jezus te kijken begrijpt zij alles gemakkelijk en doet zij alles. Zo zul je opklimmen naar de top van Calvarië en als we die eenmaal bereikt hebben zul je Hem niet langer zien als een Kindje, maar gekruisigd en je zult samen met Hem gekruisigd blijven”.

Aldus leek het dat we, met het Kindje in mijn armen en samen met de allerheiligste Maagd, de weg naar Calvarië gingen. Op die tocht kwam ik soms iemand tegen die Jezus van me af wilde pakken en dan riep ik de koningin Moeder te hulp en zei: “Mijn Mama, help me, want zij willen Jezus van me afpakken”. En dan antwoordde Zij: “Wees niet bang, zorg ervoor dat je je innerlijke blik op Hem gericht houdt. Dit heeft zo'n kracht, dat alle andere krachten, menselijke en duivelse ontkracht en verslagen worden”. Welnu, onderweg troffen we een tempel aan, waar de H. Mis werd opgedragen. Op het moment van de H. Communie vloog ik naar het altaar met het Kindje in mijn armen om de Communie te ontvangen; maar tot mijn grote verrassing verdween Hij uit mijn armen toen Jezus in mij binnen kwam. Even nadien bevond ik me in mezelf.


3 juli  1903

Als de ziel zich tijdens haar leven geheel aan Jezus geeft, geeft Jezus Zichzelf aan haar bij haar dood en bespaart haar het vagevuur.

Vanmorgen toen ik heel verdrietig was vanwege het verlies van mijn aanbiddelijke Jezus, toonde Hij Zichzelf in mijn binnenste en vervulde mij totaal – dat betekent, mijn hoofd, mijn armen, en al het overige. Toen ik dit zag en Hij me min of meer uit wilde leggen wat de betekenis was van de manier waarop Hij zich liet zien zei Hij: “Mijn dochter, waarom ben je zo verdrietig, terwijl Ik toch jullie meester ben? Als een ziel er toe komt Mij de meester te maken van haar verstand, haar armen, hart en voeten, kan de zonde niet regeren; en als er onvrijwillig iets bij haar binnenkomt is zij, omdat Ik de meester ben en de ziel onder invloed van mijn meesterschap staat, voortdurend gericht op zuivering, en dat verlaat haar dan onmiddellijk. Bovendien is het, omdat Ik heilig ben, moeilijk voor haar om iets in zichzelf vast te houden wat niet heilig is. Nog sterker, omdat zij bij leven alles van haarzelf aan Mij gegeven heeft, is het billijk dat Ik bij haar dood alles van Mij zelf aan haar geef, en haar zonder uitstel toelaat tot de zalige aanschouwing. Dus als men zich totaal aan Mij wegschenkt, zullen de vlammen van het vagevuur haar niet raken”.


3 augustus  1903

Hoe meer de ziel zich ontdoet van natuurlijke dingen, des te meer bovennatuurlijke en goddelijke dingen zal zij bekomen.

In mijn gebruikelijke toestand, kwam Jezus maar heel even en liet zijn lieve stem horen: “Hoe meer de ziel zich ontdoet van natuurlijk dingen, des te meer bovennatuurlijke en goddelijke dingen zal zij bekomen. Hoe meer zij de eigenliefde uitbant, hoe meer zij liefde van God verkrijgt; hoe minder zij zich inspant voor de menselijke wetenschap, genietend van de pleziertjes van het leven, des te meer kennis zij krijgt van de dingen van de Hemel, van de deugden en hoe meer ze daar van geniet, terwijl het bittere zal veranderen in zoetheid. Kortom dit zijn allemaal dingen die op dezelfde manier verlopen, zo dat, als men niets van 't bovennatuurlijke aanvoelt, als de liefde van God is uitgeblust in de ziel, als men niets weet over deugden en hemelse dingen en er geen vreugde in vindt, dan weet hij daar zeer goed de reden van”.


2 oktober  1903

In wie verenigd is met Jezus groeit Jezus' leven, doet de loot die Hij voortbracht door de Verlossing groeien en brengt meer takken voort aan de boom van zijn Mensheid. Zielen die naar binnen en naar buiten gericht zijn.

In mijn gebruikelijke toestand, totaal verbitterd en vol verdriet en bijna als versuft omdat ik mijn aanbiddelijke Jezus moest ontberen, en ikzelf niet meer wist waar ik was, in de hel of op aarde, zag ik Hem slechts even in een flits die direct weer verdwijnt en Hij zei: “Wie op het pad der deugd vertoeft leeft in mijn eigen leven en wie op het pad der ondeugd gaat is in tegenspraak met Mij”. En Hij verdween.

Even later, in nog een flits, vervolgde Hij: “Mijn Menswording entte mijn Mensheid op mijn Godheid, en als men probeert met Mij verenigd te blijven met zijn wil, zijn werk en zijn hart en probeert zijn leven te leiden volgens mijn geboden, kan men zeggen dat mijn leven groeit in het zijne, dat hij de loot die Ik voortbracht doet groeien en meer takken voortbrengt aan de boom van Mijn Mensheid. Als hij daartegen Zich niet met Mij verenigt, dientengevolge niet in Mij groeit, doet hij de ent niet groeien; maar omdat wie niet met Mij is geen leven kan hebben, zal de ent eerder ten ondergaan”. En Hij verdween weer.

Hierna bevond ik me buiten mezelf in een tuin waar verscheidene rozenstruiken stonden, sommigen prachtig in bloei, in de juiste verhouding, bijna half open, en anderen met vallend bloemblad, de minste beweging was genoeg om hen te ontdoen van dat blad, zodat alleen de stengel van de roos naakt overbleef. Een jonge man – ik weet niet wie – zei me: “De eerste rozen zijn de inwendige zielen die in hem innerlijk werkzaam zijn. Deze zielen worden gesymboliseerd door het bloemblad van de rozen die naar binnen gericht zijn, met daarbij een voornaamheid van schoonheid, frisheid, zonder de angst dat bloemblaadjes op de grond vallen.

De buitenste bloemblaadjes symboliseren de bloei waardoor de inwendige ziel naar buiten treedt; leven ontvangend van binnenuit zijn haar werken welriekend met heilige liefde en bijna als licht; zij treffen het oog van God en van haar naaste.

De andere soort rozenstruiken zijn de naar buiten gerichte zielen; het weinige goede wat zij doen is helemaal uitwendig en door iedereen gezien. Omdat er geen inwendige bloei is, kan het niet voor God alleen en zijn liefde bedoeld zijn; en omdat dit ontbreekt kunnen de bloemblaadjes – dat zijn de deugden – niet goed vast blijven zitten. Dus als er een lichte bries van hoogmoed opkomt doet die de bloemblaadjes afvallen; als de bries van zelfingenomenheid, van eigenliefde, van gebrek aan respect voor anderen, van tegenspraak, van vernedering opkomt hoeven die de roos maar te beroeren en de bloemblaadjes vallen op de grond. Dus de arme roos blijft altijd naakt, zonder bloemblaadjes, alleen nog met doorns die het geweten pijnigen”. Hierna bevond ik me in mezelf.


3 oktober  1903

Jezus zet zijn leven in de wereld voort, niet alleen in het allerheiligst Sacrament, maar ook in de zielen die van zijn genade leven.

Ik dacht na over het uur van de Passie waarin Jezus afscheid nam van zijn Moeder om zijn dood tegemoet te gaan en zij zegenden elkaar en ik bood dit uur aan om eerherstel te brengen voor degenen die de Heer niet voor alles zegen en, maar Hem eerder beledigen, om al de zegen die nodig is voor ons om onszelf te bewaren in Gods genade af te smeken en de leegte van Gods glorie op te vullen alsof alle schepselen Hem zegenden. Terwijl ik dit deed voelde ik Hem bewegen in mijn binnenste en Hij zei: “Mijn dochter, terwijl Ik mijn Moeder zegende wilde Ik ook ieder schepsel persoonlijk zegenen en allen tezamen, zodat alles door Mij wordt gezegend: gedachten, woorden, hartslag, voetstappen en bewegingen die voor Mij gedaan zijn. Alles – alles heeft waarde gekregen door mijn zegen. Nog sterker, Ik zeg je, al het goede dat de schepselen doen werd allemaal gedaan door mijn Mensheid, zodat al de werken van schepselen eerst werden vergoddelijkt door Mij. Bovendien zet mijn leven, werkelijk en waar, zich nog steeds voort in de wereld, niet alleen in het allerheiligst Sacrament, maar in de zielen die in mijn genade leven; en omdat het vermogen van het schepsel erg beperkt is, en een enkeling niet in staat is alles wat Ik deed naar zich toe te halen, ga Ik zo te werk dat Ik in de ene ziel mijn eerherstel voortzet, in een ander de lofprijzing, in weer een ander de dankbaarheid, in sommigen mijn ijver voor de redding van de zielen, in een ander mijn lijden en zo ook met al het overige. Naargelang zij op Mij reageren bouw Ik mijn leven op in hen. Besef daarom hoe pijnlijk zij Mij proberen te dwingen – terwijl Ik in hen werkzaam wil zijn, besteden zij geen aandacht aan Mij”. Na deze woorden verdween Hij en ik bevond me in mezelf.




7 oktober  1903

De slachtofferzielen zijn engelen in mensengedaante die de mensheid weer moeten herstellen, aansporen en beschermen.

Ik had mijn biechtvader gevraagd me in de Wil van God te laten, de gehoorzaamheid in te trekken zodat ik, of Hij het wilde of niet, in deze staat van slachtofferziel zou blijven. Aanvangkelijk wilde hij het niet, maar dan stemde hij toe, als ik maar de verantwoordelijkheid op me zou nemen om voor Jezus Christus te antwoorden op wat er in de wereld kon gebeuren; en hij zei dat ik er eerst over moest nadenken en hem dan antwoorden. Ik wilde hem zeggen dat ik niet tegen de goddelijke Wil in wilde gaan; alleen als de Heer het wil, wil ik 't; als Hij niet wil, wil ik het ook niet – dus waarom deze verantwoordelijkheid. En hij: “Denk er eerst over na en morgen zul je antwoorden”. Dus terwijl ik er in mijn binnenste over nadacht zei Hij me: “De rechtvaardigheid wil het, de liefde niet”.

In mijn gebruikelijke toestand, zag ik Hem maar even en Hij zei: “Als de engelen iets al of niet verkrijgen, doen zij altijd hun plicht; zij onttrekken zich niet aan het werk dat door God aan hen werd toevertrouwd t.a.v. de bescherming van de zielen. Zelfs als zij zien dat zielen, bijna ondanks hun voortdurende zorg, ijver, bedrijvigheid en hulp, hopeloos verloren gaan, zijn zij altijd op hun post. En zij geven geen groter of minder grote glorie aan God als zij al of niet iets verkrijgen, omdat hun wil gericht blijft op het uitvoeren van het werk dat hun is toevertrouwd. De slachtoffer-zielen zijn engelen in mensengedaante die de mensheid moeten herstellen, aansporen en beschermen en of ze nu iets verkrijgen of niet, zij moeten hun werk niet opgeven, tenzij hun dat vanuit den hoge wordt verzekerd”.


12 oktober 1903

Betekenis van de doornenkroning.

Vanmorgen zag ik mijn aanbiddelijke Jezus in mijn binnenste, met doornen gekroond en toen ik Hem in die toestand zag zei ik: “Mijn lieve Heer, waarom benijdde uw hoofd uw gegeselde lichaam dat zo veel had geleden en zo veel bloed had vergoten; en daar uw hoofd niet overtroffen wilde worden door uw lichaam, dat geëerd was door het lijden, spoorde U zelf uw vijanden aan om U te kronen met een pijnlijke en kwellende doornenkroon?”

En Jezus: “Mijn dochter, deze doornenkroning heeft veel betekenissen en hoeveel ik er ook over zeg, er blijft altijd nog veel over te zeggen. De reden waarom mijn hoofd geëerd wilde worden door niet alleen in het algemeen, maar een onderscheiden en speciaal aandeel te leveren in het lijden, en zijn eigen aandeel in het bloed vergieten, bijna wedijverend met het lichaam – is in feite bijna onbegrijpelijk voor 't geschapen verstand. De reden is dat het hoofd het hele lichaam en de hele ziel met elkaar verenigt zodanig dat het lichaam niets is zonder het hoofd; zodat men wel kan leven zonder bepaalde ledematen, maar het is onmogelijk om zonder het hoofd te leven, omdat het een wezenlijk deel is van de hele mens. Als het lichaam zondigt of goed doet, heeft het hoofd de leiding, omdat het lichaam niets anders is dan een instrument. Omdat mijn hoofd de leiding en het beheer aan de mensen terug moest geven en moest zorgen dat nieuwe hemelen van genaden en nieuwe werelden van waarheid de menselijke geest weer zouden binnengaan, met verwerping van de nieuwe hellekrachten van zonden, waardoor mensen zich zelf gaan maken tot verachtelijke slaven van lage hartstochten; omdat Ik de hele mensenfamilie wilde kronen met glorie, eer en decorum, wilde Ik eerst mijn Mensheid kronen en eren, zij het dan met een zeer pijnlijke doornenkroon, symbool van de onsterfelijke kroon die Ik terug gaf aan de schepselen, die Ik verlost had van de zonde.

Bovendien betekent de doornenkroon dat er geen glorie en eer bestaat zonder doornen; dat er nooit beheersing van begeerten en aanwinst van deugden kan bestaan zonder te voelen hoe vlees en verstand diep gepijnigd worden en dat het ware beheer bestaat in zichzelf beheersen bij de prikkels van versterving en offers.

Bovendien betekenen deze doornen dat Ik de ware en enige Koning ben en alleen iemand die Mij houdt voor de Koning van haar hart, geniet vrede en geluk en Ik stel haar aan tot koningin van mijn eigen Koninkrijk. Dus al die stromen bloed vanuit mijn hoofd waren vele stroompjes die de menselijke intelligentie verbinden met de kennis van mijn heerschappij over hen”.

Maar wie kan zeggen wat ik in mijn binnenste voelde. Ik heb geen woorden om het uit te drukken. Nog sterker, het weinige wat ik heb gezegd lijkt me zonder verband; en ik geloof dat het zo moet zijn als men spreekt over de dingen van God – hoe verheven en subliem men ook spreekt, omdat Hij ongeschapen is en wij geschapen, kan men alleen maar stamelend over God spreken.


16 oktober  1903

De Goddelijke Wil is licht en wie het doet voedt zich met licht.

In mijn gebruikelijke toestand, voelde ik me zo zondig en vol bitterheid. Toen toonde Hij zich in een flits in mijn binnenste en ik zag mijn aanbiddelijke Jezus maar even; in zijn bijzijn echter verdwenen de zonden. Bezorgd zei ik: “Mijn Heer, hoe komt het dat ik eigenlijk in uw aanwezigheid mijn zonden beter zou moeten kennen en het tegenovergestelde gebeurt”? En Hij: “Mijn dochter, mijn aanwezigheid is een grenzeloze zee en iemand in mijn nabijheid is als een druppeltje; of het nu zwart of wit is, het lost op in mijn zee. Dus hoe kan dat nog herkend worden? Bovendien, mijn goddelijke aanraking zuivert alles en de zwarte maakt die wit. Hoe kun je dan bang zijn? Bovendien, mijn Wil is licht en door altijd mijn Wil te doen, voed je je met licht en je verstervingen, ontberingen en lijden veranderen in licht als voeding voor de ziel. In feite is mijn Wil het enige voedsel dat werkelijk voedt en het ware leven geeft. En weet je niet dat als je je voortdurend voedt met licht, je voortdurend gezuiverd wordt, zelfs als de ziel wat gebreken zou vertonen?” Na deze woorden verdween Hij.


18 oktober 1903

Zondigen is een act van de menselijke wil tegengesteld aan de goddelijke Wil. Ware liefde is leven in de wil van de geliefde,

Terwijl ik in mijn gebruikelijke toestand bleef, zag ik mijn aanbiddelijke Jezus soms even en Hij zei me: “Mijn dochter, weet je wanneer een zonde ontstaat? Wanneer een act van de menselijke wil tegengesteld is aan de goddelijke Wil. Stel je twee vrienden voor die elkaars tegenpartij zijn; als het niet zo belangrijk is zou je zeggen dat hun vriendschap niet perfect is en loyaal. Hoe kunnen zij zelfs als het gaat over kleine dingen, elkaar liefhebben en toch elkaar bestrijden? Ware liefde is leven in de wil van de ander, zelfs al kost het offers. Als het over iets ernstigs gaat zijn ze niet alleen geen vrienden maar felle vijanden. Zo iets is zonde. Zich verzetten tegen de goddelijk Wil is hetzelfde als God maken tot zijn vijand; zelfs in kleine dingen is het altijd het schepsel dat zich verzet tegen de Schepper”.


24 oktober  1903

Een beeld van de Kerk.

Terwijl ik mijn biechtvader vertelde over mijn zorgen, dat mijn toestand niet de Wil van God zou kunnen zijn en dat ik, al was het maar bij wijze van test wilde proberen er uit te stappen en zien of ik het kon redden zonder de gebruikelijke moeilijkheden te veroorzaken, zei mijn biechtvader: “O.K , morgen ga je 't proberen”. Aldus bleef ik achter alsof ik bevrijd was van een enorme last. Welnu, nadat hij de H. Mis had opgedragen en ik te Communie was gegaan zag ik mijn aanbiddelijke Jezus heel even in mijn binnenste, met zijn blik op mij gericht, de handen ineengeslagen, smekend om medelijden en hulp. Op dat ogenblik bevond ik me buiten mezelf in een kamer waar een majestueuze en eerbiedwaardige dame was die ernstig ziek was. Zij lag in een bed met een hoofdeinde zo hoog dat het bijna tot in de hemel reikte en ik werd gedwongen, vastgehouden door een priester, om boven dit hoofdeinde te blijven, om het bed stil te houden en naar de arme zieke te kijken. In deze omstandigheden zag ik een paar kloosterlingen rondom de patiënt die haar verzorgden en onder elkaar met intense bitterheid zeiden: “Ze is ziek, ze is ziek – een kleine schok is al voldoende”. En ik zorgde ervoor het hoofdeinde van het bed stil te houden, uit angst dat ze zou sterven als het bed bewoog.

Maar toen ik zag hoe alles maar aansleepte en bijna verveeld door die vergeefsheid zei ik tegen degene die me vasthield: “Heb medelijden en laat me gaan, ik doe niets goeds en ik help niemand – waarom blijf ik hier, zo nutteloos. Als ik hier vandaan ga, kan ik haar tenminste van dienst zijn, haar helpen”. En hij: “Heb je niet gehoord dat zelfs een kleine schok haar toestand kan verslechteren en trieste dingen voor haar kan veroorzaken. Als je hier vandaan gaat kan ze zelfs sterven omdat er dan niemand is om het bed stil te houden”. En ik: “Maar hoe is het mogelijk dat dit goede haar kan overkomen, alleen door dat te doen? Ik geloof dat niet – heb medelijden en laat me gaan”. Nadat ik aldus verschillende keren deze woorden had herhaald, zette hij me terug op de vloer en zonder dat iemand me tegen hield, ging ik uit eigen beweging dichter naar de zieke toe en tot mijn verbazing en verdriet zag ik dat het bed bewoog. Tijdens die bewegingen liep haar gezicht blauw aan, zij beefde en reutelde. Die paar kloosterlingen huilden en zeiden: “Er is geen tijd meer, het zijn haar laatste ogenblikken nu”. Toen kwamen er wat vijanden binnen – soldaten en oversten – om de zieken te mishandelen; maar stervende stond de vrouwe onverschrokken en majesteitelijk op om verwond en mishandeld te worden. Dit ziende beefde ik als een riet en ik zei bij mezelf: “Ik ben de oorzaak hiervan, ik heb de aanzet gegeven voor zoveel kwaad”. En ik begreep dat die vrouwe de Kerk was, kwetsbaar in haar leden en nog veel andere betekenissen die ik niet uit hoef te leggen, omdat die begrepen kunnen worden door te lezen wat ik opgeschreven heb.

Toen bevond ik me weer binnen mezelf en Jezus zei me in mijn binnenste: “Als Ik je op non-actief stel voor altijd, zullen de vijanden beginnen in mijn Kerk bloed te vergieten”. En ik: “Heer, het is niet dat ik niet wil blijven – de Hemel sta me bij als ik uw Wil verlaat, al is het maar voor een ogenblik; als U het wilt zal ik blijven, als U het niet wilt, zal ik stoppen”. En Hij: “Mijn dochter, zo gauw je biechtvader je ontsloeg van je taak met de woorden: “O.K. Morgen ga je het proberen”, werd de band als slachtoffer ook verbroken omdat alleen het weefsel van de gehoorzaamheid het slachtoffer aanstelt en Ik zou haar nooit aanvaarden als zodanig zonder dit weefsel, al zou er zelfs een wonder van almacht nodig zijn, om licht te schenken aan degene die je leidt, zodat hij deze gehoorzaamheid zou geven. Ik leed en Ik leed uit vrije wil, maar wat Mij maakte tot slachtoffer was de gehoorzaamheid aan mijn lieve Vader die al mijn werken, van de grootst tot de kleinste wilde tooien met het eervol weefsel van de gehoorzaamheid”. Toen ik me weer in mezelf bevond, was ik bang om te proberen naar buiten te treden; maar toen zette ik me erover heen met de woorden: “Degene die me deze gehoorzaamheid oplegde moet er over nagedacht hebben; en bovendien als de Heer me nodig heeft, ben ik bereid”.


25 oktober  1903

De ziel in staat van genade behaagt God.

Toen het uur van mijn gebruikelijke toestand kwam dacht ik bij mezelf, dat als de Heer niet zou komen ik zou proberen een poging te doen (om naar buiten te treden) ook om te zien of ik het tenminste aan zou kunnen. Aanvankelijk kon ik 't, maar toen kwam mijn aanbiddelijke Jezus en maakte me duidelijk dat als ik erover dacht om te blijven, Hij dicht bij me zou komen en me aan Hem zou binden zodat ik niet weg zou kunnen; als ik er daarentegen over zou denken om naar buiten te treden, dan zou Hij weggaan en me vrij laten, zodat ik kon doen wat ik wilde. Zo kon ik geen besluit nemen en ik zei bij mezelf: “Kon ik mijn biechtvader maar zien om hem te vragen wat ik moet doen”. Even later zag ik mijn biechtvader samen met onze Heer en direct zei ik: “Zeg me eens, moet ik blijven – ja of nee?” Terwijl ik dit zei zag ik in het binnenste van mijn biechtvader, dat hij de gehoorzaamheid die hij de dag tevoren had opgedragen had ingetrokken en dus besloot ik te blijven met het idee dat, als het waar was dat hij de gehoorzaamheid had ingetrokken, o.k; als mijn fantasie me dat liet zien, terwijl het vals kon zijn en mijn biechtvader zou komen, zou er wel voor gezorgd worden en kon ik het een andere keer proberen. Dus werd ik kalmer.

Toen bleef Hij zich tonen en de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, de schoonheid van een ziel in staat van genade is zo groots dat zij God zelf bekoort. De engelen en heiligen zijn verbaasd bij het zien van dit ontzaglijk wonder, een ziel, nog steeds op aarde, maar in beslag genomen door genade. Aangetrokken door de welriekendheid van haar hemelse geur, verzamelen zij zich rondom haar, en tot hun zeer grote vreugde treffen zij in haar diezelfde Jezus aan die hen zalig maakt in de Hemel zodat het voor hen geen verschil maakt of zij in de Hemel zijn of hier beneden bij deze ziel. Maar wie houdt dit wonder in stand en behoedt het, geeft onophoudelijk nieuwe nuances van schoonheid aan de ziel die leeft in mijn Wil? Wie verwijdert roest en onvolmaaktheid bij haar en schenkt haar de kennis van wie zij bezit? Mijn Wil. Wie sterkt haar, vestigt haar en bekrachtigt haar in de genade? Mijn Wil. Leven in mijn Wil is het toppunt van genade en doet voortdurend groeien in genade. Wie echter de ene dag mijn Wil doet en de andere dag zijn eigen wil, zal nooit bekrachtigd worden in genade, zij doet niets anders dan groeien en weer achteruit gaan – en hoeveel kwaad doet dat aan de ziel! Hoeveel glorie ontrooft zij God en haar zelf! Zij is het beeld van iemand die vandaag rijk is en morgen arm; zij zal noch in rijkdom noch in armoede blijven leven; daarom kan men niet weten waar ze tenslotte terecht zal komen”. Na deze woorden verdween Hij. Even daarna kwam mijn biechtvader en toen ik hem vertelde wat ik heb geschreven verzekerde hij mij dat hij werkelijk de gehoorzaamheid had in getrokken die hij me had gegeven.

Om mijn biechtvader te gehoorzamen ga ik voort met het vertellen van de andere betekenissen die ik begreep op de 24'ste van de maand. De vrouw stelde de Kerk voor die zwak is, niet in haarzelf, maar in haar leden; maar zelfs als ze verslagen wordt en gehoond door vijanden en in haar leden verzwakt, verliest zij nooit haar majesteit en eerbiedwaardigheid. Zoals zij daar in bed lag begreep ik dat de Kerk, terwijl ze onderdrukt lijkt, zwak en bestreden, toch rust in een voortdurende en eeuwige rust, in vrede en veiligheid in de vaderlijke boezem van God, als een kind op de schoot van haar moeder. Ik begreep dat het hoofdeinde van het bed dat reikte tot aan het hemelgewelf de goddelijke bescherming was die de Kerk altijd bijstaat en dat alles wat zij inhoudt van de Hemel komt: sacramenten, de leer en andere dingen – alles is hemel, heilig en zuiver, zodat er tussen de Hemel en de Kerk een voortdurende, nooit onderbroken communicatie is. Ik begreep dat de enkele kloosterlingen die de vrouw zorg en bijstand verleenden degenen zijn die de Kerk verdedigden met hun hele wezen – en het kwaad dat zij incasseert beschouwen als aan hunzelf aangedaan. Het vertrek waar zij lag, opgetrokken uit steen, vertegenwoordigde de soliditeit, de vastberadenheid en zelfs de hardheid van de Kerk om aan niemand de rechten over te dragen die haar toekomen. De stervende vrouwe die met onverschrokkenheid en moed toestaat dat zij verslagen wordt door haar vijanden, stelt de Kerk voor die terwijl ze lijkt te sterven, meer onverschrokken weer verrijst – maar hoe? Door het lijden en bloedvergieten – de ware geest van de Kerk, altijd bereid tot versterving, zoals Jezus Christus was.


27 oktober  1903

De goddelijke werkwijze is alleen liefde voor de Vader en de mensen.

In mijn gebruikelijke toestand zag ik mijn aanbiddelijke Jezus maar heel even en Hij zei: “Mijn dochter, versterving en lijden aanvaarden als boete en kastijding is prijzenswaardig en goed, maar het houdt geen verband met de goddelijke werkwijze. Inderdaad deed Ik veel, leed Ik veel, maar bij dit alles was Ik alleen gericht op liefde voor de Vader en de mensen. Zo maakt dit direct duidelijk of een schepsel op een goddelijke manier te werk gaat of lijdt – of het alleen liefde is die haar drijft om iets te doen en te lijden. Als zij andere wegen gaat, al zijn ze nog zo goed, dan zijn het altijd wegen van schepselen, en daarom zal ze daarin de verdienste vinden die een schepsel kan verwerken, niet de verdienste van de Schepper, omdat zij geen gezamenlijke wegen gaan. Maar als zij mijn wegen gaat, zal het vuur van de liefde verschil en ongelijkheid vernietigen en het zal mijn werk en dat van het schepsel tot één geheel maken”.





29 oktober  1903

Als de ziel zich het kenmerk van het doel van de Schepping heeft eigen gemaakt, beloont Jezus haar met een deel van het hemels geluk.

Vanmorgen toonde mijn aanbiddelijke Jezus zich in mijn binnenste alsof Hij in mijn persoon mens geworden was; en kijkend naar mij zei Hij: “Mijn dochter, als Ik zie dat de ziel zich het kenmerk van het doel van de Schepping heeft eigen gemaakt, voel Ik me tevreden over haar, omdat Ik zie hoe goed het werk door Mij geschapen is voltooid en Ik voel me verplicht – of nee, niet verplicht”, voegde Hij er direct aan toe, “omdat er in Mij geen verplichtingen zijn, maar mijn plicht is een meer intense liefde om haar te belonen, vooruitlopend op haar aandeel in het hemels geluk – dat betekent, Ik openbaar aan haar verstand de kennis van de Godheid; Ik boei haar met het voedsel van eeuwige waarheden; Ik vermaak haar met mijn schoonheid, Ik laat de zoetheid van mijn stem in haar weerklinken; mijn kussen op haar mond; mijn omhelzingen en al mijn tederheid voor haar hart. En dit komt overeen met het doel waarvoor Ik haar geschapen heb n.l Mij kennen, Mij liefhebben, Mij dienen”. En Hij verdween.

Buiten mezelf, zag ik mijn biechtvader en ik vertelde hem wat de gezegende Jezus me had gezegd. Ik vroeg hem of het met de waarheid overeenkwam, en hij zei: “Ja”. En dat niet alleen, maar hij voegde er aan toe dat het goddelijk spreken goed herkend kan worden omdat als God spreekt en de ziel geeft het weer, dan ziet degene die luistert niet alleen de waarheid van de woorden, maar die voelt een beweging van binnen die alleen de goddelijke Geest bezit.


30 oktober  1903

Onderrichtingen over vrede.

Omdat mijn aanbiddelijke Jezus niet kwam vanmorgen, dacht ik in mijn binnenste: “Wie weet of het waar is dat het onze Heer was die kwam of was het eerder de vijand om me te bedriegen. Hoe kon Jezus Christus me verlaten op zo'n afschuwelijke manier, zonder medelijden?” Welnu, terwijl ik hierover nadacht, openbaarde Hij zich even en toen verhief Hij zijn rechter hand, legde zijn duim op mijn mond en zei: “Wees kalm, wees kalm. En bovendien, zou het mooi zijn als iemand die de zon had gezien, alleen omdat hij die niet ziet, zegt dat het niet de zon was die hij had gezien? Zou het niet meer overeenkomstig de waarheid zijn en redelijker als hij zei dat de zon zich heeft verscholen?” En Hij verdween weer.

Ik kon Hem niet zien, maar ik voelde dat Hij me met zijn handen overal bewerkte en mijn mond, mijn geest e.d. schoonmaakte; en Hij maakte me heel stralend. Omdat ik Hem niet kon zien bleef mijn geest twijfelen en terwijl Hij zich weer liet zien, vervolgde Hij: “Je wilt nog steeds niet ophouden? Wil je dat Ik mijn werk in jou laat verdwijnen, want door te twijfelen ben je niet in vrede en omdat Ik de bron van vrede ben, zul jij de oorzaak zijn, dat als degene die jou leidt je niet in vrede aantreft, hij twijfelt of de Koning van Vrede wel in jou woont. Ach, je wilt niet aandachtig zijn. Het is waar dat Ikzelf alles doe in de ziel, zodat zij zonder Mij niets zou doen, maar het is ook waar dat Ik altijd 'n verbinding met de wil in de ziel over laat, zodat ook zij kan zeggen: 'Ik doe alles vanuit mijn eigen wil' . Door zo rusteloos te zijn verbreek je deze verbinding en dus de eenheid met Mij en je bindt mijn armen vast zodat ik niet in staat ben in jou werkzaam te zijn en ik wacht tot je je zelf weer tot vrede brengt om de verbinding met jouw wil te herstellen en mijn werk voort te zetten”.